Marie Maasdam

'Ik verhuisde op de eerste oorlogsdag met mijn man en drie kinderen
van de Kinkerstraat naar de Vasco da Gamastraat waar ik nu nog woon.


De voornaamste last die we hadden was dat de vrachtwagen die ons zou verhuizen was gevorderd. Daardoor moesten wij onze hele inboedel met handkarren hierheen brengen. Maar het is allemaal gelukt dankzij de hulp die we van vrienden en familie kregen. Onze zoon heeft het helaas niet gehaald. Na een paar maaanden is hij overleden. De komst van onze dochter was nog een hele consternatie. Zij werd 's avonds geboren. Omdat je na achten niet meer over straat mocht konden wij de vroedvrouw niet meer waarschuwen. Toen heeft onze buurvrouw mij bij de bevalling geholpen. Bij kaarslicht, want de elektriciteit was 's avonds afgesloten. Het was heel spannend maar het is allemaal goedgekomen. Ja, ik zeg maar zo, je kan er beter eentje bij krijgen dan er eentje verliezen.

Het Duitse leger was in de bakkerschool hier aan het Balboaplein gelegerd. Op het plein stonden de voertuigen. Je had eigenlijk weinig last van ze. Echt rottige dingen hebben we niet meegemaakt. Ze gedroegen zich tegenover de buurtbewoners vrij netjes. Eén van de meisjes uit de buurt had zelfs omgang met een soldaat. Ze waren ook een soort wijkpolitie. Als er eens ruzie was tussen bewoners, kwamen zij tussenbeide en probeerden de boel te sussen.

De oorlog betekende vooral een aantal ongemakken, maar als je je zaakjes een beetje kon regelen, viel het best mee. Je mocht na acht uur niet meer de straat op; de trams reden erg onregelmatig. Er was geen gas meer en we kookten op een vuilnisemmetje dat voor de kachel in de kamer stond. Het hout 'sprokkelden' we bij elkaar. Op een gegeven moment was er bijna geen hout meer te vinden. Samen met anderen hebben we toen vaak een boom gekapt.

En dan had je natuurlijk de voedselbonnen. Alles was op de bon. Maar wij hadden het geluk dat mijn man nog wel eens extra bonnen kon regelen. Hij was uitvoerder in de bouw. Op een gegeven moment werd hij tewerkgesteld bij de bouw van Duitse bunkers. Dat gaf hem recht op extra voedselbonnen. Door onze ruimere voorraad konden we ook mensen in de buurt helpen met bonnen. En dan was er nog de 'bonnenopoe'. Zij woonde een paar straten verder. Je kon altijd bij haar langskomen voor wat extra bonnen als je krap zat. Niemand vroeg zich af hoe ze er aan kwam. Het was gewoon zo en de buurt maakte er dankbaar gebruik van. Iedereen had een 'aanbelcode'; wij moesten twee keer bellen en dan liet ze je binnen. De Duitsers zijn er nooit achter gekomen.

Een vreselijke ervaring vond ik het zien wegvoeren van de joden. Ik wandelde met mijn man door de Plantage Middenlaan, toen wij de Hollandse Schouwburg voorbij kwamen. Ze werden de trucks in gedreven, geschopt en geslagen. Ik vond het een verschrikkelijk gezicht. Ik sprak er schande van, maar mijn man vemaande me en gebood me snel door te lopen. Wat konden wij doen?

Wij hadden geen radio. Wij waren eigenlijk verstoken van alle nieuws. Wij hadden daardoor geen besef dat de oorlog in heel Europa en op veel plaatsen daarbuiten woedde. Ja, af en toe sijpelde wat nieuws door, dan had iemand wat via via gehoord van iemand die stiekem naar de radio had zitten luisteren. Moet je nu kijken: je kan de televisie niet aanzetten of je ziet het nieuws uit alle delen van de wereld. Het einde van de oorlog kwam voor ons dan ook als een complete verrassing. Ik weet het nog goed, ik was de ramen aan het lappen toen plotseling mijn buurvrouw op mij af kwam en uitriep 'de oorlog is voorbij!. We zijn naar de Dam getogen om het binnenhalen van de Canadezen te vieren. De bevrijding bracht ons echter niet in een feestroes, omdat een dag na de bevrijding mijn vader overleed.'

Bron: Het dagelijks leven in De Baarsjes, 1940-1945. Uitgave Stadsdeel De Baarsjes, mei 2000.

        


Historisch Archief De Baarsjes