Juul Hoekstra

'Ik was twintig jaar toen de oorlog uitbrak.
We woonden met tien personen -mijn ouders en acht kinderen- in een vierkamerwoning in de Hudsonstraat.


Mijn vader was fruithandelaar. Hij moest altijd met zijn kar lopen, want hij had geen vergunning voor een vaste standplaats. De eerste jaren merkten we eigenlijk nog niet zoveel van de oorlog. In 1942 ben ik getrouwd en in de Torrestraat gaan wonen. Mijn man kreeg al snel een oproep om te gaan werken in Duitsland. Hij is toen ondergedoken, maar is later toch opgepakt. Hij is naar Gilze-Rijen gestuurd om te werken als grondwerker. Daar heeft hij vijf maanden gezeten, maar hij is er in geslaagd om naar huis te vluchten. Toen zat hij overdag op het land. De Baarsjes lag toen aan de rand van de stad, je was zo buiten. 's Nachts sliep hij thuis. Hij kon overdag niets anders doen, dat was te gevaarlijk. Sommige jongens gingen wel eens naar de toenmalige bioscoop West-End in de Jan van Galenstraat, want die werden gek om de hele dag opgesloten te zitten. Ik ben blij dat mijn man dat nooit heeft gedaan, want er zijn daar geloof ik vier razzia�s geweest. Dan werden die jongens zo weer opgepakt.

Voor mij waren vooral de laatste maanden van de oorlog heel zwaar. In de hongerwinter is ons eerste kind geboren. Ik heb de laatste twee maanden van de zwangerschap de hele dag moeten liggen. Ik was compleet van de honger in elkaar gestort. We aten haast niets anders dan schillensoep en tulpenbollen. Als je geld of sieraden had, kon je lange tijd nog wel wat kopen. Een pond bruine bonen voor een gouden ring. Ook als je veel familie buiten de stad had, kon je daar nog wel eens een beroep op doen. Wij hadden helemaal geen familie buiten Amsterdam. Op het laatst was er gewoon niets meer. Mijn man zat in de Ookmeerpolder op gras te kauwen om het hongergevoel wat te stillen.

We waren dolblij toen de bevrijding kwam. Ik herinner me ook wel de feesten die overal in de buurt waren. Maar omdat ik net een kind had gekegen en nog ernstig was verzwakt, heb ik hier niet zo veel aan meegedaan. Het was ook de eerste tijd na de oorlog heel moeilijk om het gezin draaiende te houden. Er was nog zo weinig te krijgen. Pas na een paar jaar kwam er wat verbetering. Wat wel een groot verschil maakte, was dat je weer een veiliger gevoel had. In de oorlog wist je niet wie je wel en niet kon vertrouwen. Van sommige mensen was wel bekend dat ze NSB'ers waren. Dat waren bijvoorbeeld een paar middenstanders. Hun kinderen zaten bij de jeugdstorm en die liepen in blauw-zwarte uniformen. Van een heleboel mensen wist je het niet. Ook families en gezinnen waren verdeeld. Ik herinner me heel goed dat ik vla na de oorlog een paar vaders zag die hun eigen dochters vasthielden, terwijl ze werden kaalgeschoren en soms zelfs met menie besmeurd.'

Bron: Het dagelijks leven in De Baarsjes, 1940-1945. Uitgave Stadsdeel De Baarsjes, mei 2000.

        


Historisch Archief De Baarsjes